Draaien

Elk punt van het vlak heeft door de draaiing met centrum O en draaiingshoek alfa juist één beeld. 
Een draaiing is een transformatie van het vlak.
 
O is het centrum van de draaiing. 
De hoek waarover gedraaid wordt, noemen we de draaiingshoek.
Positieve draaiingshoek = in tegenwijzersin (vb: 100°)
negatieve draaiingshoek = in wijzersin (vb: -100°)
A'B'C' is het draaibeeld van ABC door de draaiing om het punt O over een hoek van 150°.
A'B'C' = r(O,150°)  ABC                                   
 
B' is het draaibeeld van B door de draaiing om punt A over een hoek van 100°.
B' = r(A,100°)  (B)
 
B1 is het draaibeeld van B door de draaiing om het punt A over een hoek van 45°.
B2 is het draaibeeld van B1 door de draaiing om het punt A over een hoek van 45°.
...