Twee halfrechten met hetzelfde grenspunt bepalen een hoek.
Ô = AÔB
O is het hoekpunt en [OA en [OB zijn de benen van de hoek Ô.
GROOTTE HOEK
Een hoek meet je met een gradenboog. Een gradenboog vind je op je geodriehoek.
De hoekeenheid is 1 graad. Je noteert 1°.
1 graad wordt onderverdeeld in 60 minuten. Een minuut noteer je 1'.
1 minuut wordt onderverdeeld in 60 seconden. Een seconde noteer je 1".
Ô = 80° (grootte van de hoek Ô)
° = de hoekeenheid
80 = het maatgetal van de hoek
HOEK METEN
Zo meet je een hoek met je geodriehoek:
* Leg de nullijn van je geodriehoek op een been van de hoek zo dat het hoekpunt samenvalt met 0.
* Volg vanaf dit been de boog met de getallen 10, 20, 30 ... tot bij het andere been en lees het getal af waar het tweede been de gradenboog snijdt.
Dit getal is het maatgetal van de hoek.
* Je noteert : Ô = 56°